Een oud Indië-strijder - Het leven na Indië

09-01-2014 15:34

“Na Indië ben ik een jaar naar de technische school geweest. Daar had het leger voor gezorgd. Ik kwam later  bij een boerensmid terecht en daarna bij de zinkfabriek, waar ik verder kon studeren. Ik haalde er onder andere mijn lasdiploma. Omdat er in Nederland bijna niemand meer was met diploma’s en de industrie moest worden opgebouwd, werden wij aangemoedigd om naar school te gaan. Je loon werd soms zelfs verdubbeld als je weer een diploma haalde. Maar ze zeiden er niet bij dat ze daar subsidie voor kregen als bedrijf zijnde. Ik ben naar Utrecht, Nijmegen, Rotterdam, Delft en Alkmaar geweest om verschillende diploma’s te halen. Ik had geluk dat mijn baas een halve Indonesiër was. Piet Willems en ik hadden in Indië gezeten en wij hadden een streepje voor bij hem. We hadden een keer een examen waar 16 man aan meededen. 4 daarvan waren geslaagd en 3 van de 4 waren in Indië geweest. Door dit soort zaken kreeg je het gevoel dat je toch nog hulp kreeg. Dit was het eerste half jaar dat we terug waren wel anders. Toen kregen we bijna niks en iedereen keek op ons neer. Iedereen beledigde ons. We werden smeerlappen, vakantiegangers en moordenaars genoemd. In het begin was het ook waanzin. Wij duldden geen enkel gezag. We waren niet bang voor de politie, we waren wel wat meer gewend. De politie was eerder bang voor ons. Er was altijd herrie op stap. Als je een weekend niet had gevochten, had je geen goed weekend gehad. Het was de agressiviteit die er nog in zat. Die zat erin gebakken. Zo werd je daar gemaakt. De meesten van ons hadden in Indië  zelfs een lijstje gemaakt van kerels die ze, als ze weer thuis waren, op hun bek gingen slaan. Ik ook. Bijvoorbeeld iemand die slechte dingen over mij gezegd had en wat ik dan via een brief te weten was gekomen, die kreeg als eerste een pak slaag. Waanzin was het! Maar je deed het.

 

Toen Frans Clement op 8 mei 1954 met Nellie (mijn grootmoeder) trouwde en later kinderen kreeg had hij wel andere dingen om aan te denken. Hij moest leren, werken, voor de kinderen zorgen, een huis bouwen, etc. Hij had het ontzettend druk. Natuurlijk dacht hij nog wel ooit over de verschrikkelijke tijd in Indonesië, had er toch wel vaak last van (bijvoorbeeld van nachtmerries), maar dat werd dan weer snel verdrongen door het alledaagse leven. Hij moest toch verder. Toen hij met pensioen ging, is het allemaal boven komen drijven. Toch heeft hij alles wel weer een plaats kunnen geven. Hij is een paar keer terug geweest naar Indonesië. Twee keer alleen, één keer met zijn vrouw Nellie en in 2007 samen met Frits en Lei voor de documentaire prop u t mérrop.[1] Ondanks dat hij het een plaats heeft weten te geven, is het hem altijd bijgebleven en heeft het zijn hele leven bepaald. Anderen zullen het nooit begrijpen wat hij allemaal heeft meegemaakt.



[1] Ik wil graag de volgende fragmenten aanhalen. Deze fragmenten geven een goede indruk van Frans Clement.
    14.55 -20.28: Hier vertelt ‘Cis’ (de bijnaam van Frans Clement) over de bootreis.
    21.38–22.55: Frits beschrijft het karakter van Cis.
    44.44-45.39: De herinneringen zitten diep, maar de drie kameraden weten nog alles. Hier zingen ze een lied
                            genaamd ‘Madeleine’.