Reflectie - Besluitvorming

09-01-2014 15:34

De besluiten die de Nederlandse regering nam betreffende Nederlands-Indië, hebben sporen achtergelaten bij Frans Clement. Hij kreeg een argwanend gevoel tegenover de Nederlandse politiek. Een gevoel dat hij diep van binnen nooit helemaal los heeft kunnen laten. Het begon al met het feit dat alleen de boerenjongens naar Nederlands-Indië gestuurd werden. Dat zit hem, na al die jaren, nog steeds dwars. De eerste lichting dienstplichtigen bestond uit alle jonge mannen die in 1925 geboren waren. Maar er waren natuurlijk uitzonderingen. De rijkere families konden de dienstplicht afkopen of er via andere wegen aan ontkomen. Het waren de arme families die hun zonen moesten missen terwijl zij hen het hardst nodig hadden. Frans Clement heeft dit meerdere malen in zijn verhaal naar voren laten komen. Het zit hem nog steeds dwars dat dit soort sociale verschillen in die tijd bepalend waren voor zulke ingrijpende besluiten. Op de man af is iedereen gelijk, toch?

 

Op 21 juli 1947 wordt de eerste politionele actie gestart. Deze actie wordt ook wel operatie product genoemd.[1]  Dit zegt eigenlijk al genoeg. De militaire operatie was bedoeld om de belangrijkste economische gebieden weer in handen te krijgen. Dit werd echter niet tegen de Nederlandse soldaten verteld. Daar ging het verhaal nog steeds rond dat ze in Nederlands-Indië waren voor orde en veiligheid. Het volk beschermen zodat zij aan een toekomst konden werken. In werkelijkheid ging het de Nederlandse politiek niet om het Indonesische volk (het Indonesische volk wilde onafhankelijkheid, zonder bemoeienis van Nederland), maar om eigen economisch gewin. Vooruit, eerst moest er een veilige situatie ontstaan voor het volk. Maar puur en alleen zodat de plantages weer in werking werden gezet en het volk weer uitgebuit kon worden door de Nederlanders. Frans Clement herhaalt in zijn verhaal voortdurend het verschil tussen de orders van de militaire leiding en de daadwerkelijke politieke besluiten vanuit de Nederlandse regering. Als een soldaat vroeg wat er te gebeuren stond, werd er vaak nog niet eens geantwoord. Je had daar als soldaat gewoon niks mee te maken. Orders uitvoeren was de prioriteit.

 

Een ander punt dat steeds naar voren komt in de verhalen van Frans Clement is dat hij niks te maken wil hebben met de ‘schreeuwlelijkerds’, de hoge officieren en de macho’s (Westerling als extreemste voorbeeld). Het waren vaak dit soort soldaten die zich hebben laten gaan in herhaaldelijke executies en onnodige excessen. Hij wil niet zeggen dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan excessen, hij kon niet anders. Maar hij heeft geprobeerd dit te beperken, bijvoorbeeld door te antwoorden dat hij ‘daar niet voor in Nederlands-Indië was’, als hij werd gevraagd om ‘die gevangenen eens te laten pissen’. Hij kan er nog steeds niet goed tegen dat er soldaten waren die dit soort executies vrijwillig uitvoerden. Hij noemt dit machogedrag. “Ik doe dat wel luit, ik ben nergens bang voor”. Maar in werkelijkheid waren zij juist degenen die ’s nachts huilden en op den duur mataglap[2] werden. Iedereen wist van deze excessen, ook de Nederlandse regering, maar niemand greep in. Het was oorlog.



[1] Van Sprang (1949) P. 58

[2] Gek. Zie noot 21